Wanneer hebben wij u dan ontmoet?
Geschreven door Koen HoltzapffelDienst diaconaatzondag met Dare en Mind Us
Zondag 26 mei, overhandiging opbrengst Diaconale Actie
Voorganger Koen Holtzapffel
Thema: Wanneer hebben wij u dan ontmoet?
Gelezen werd Matteüs 25, vs 31 – 46
De meesten van u weten dat ik me n.a.v. Erasmus buig over het fenomeen humanistisch christendom. Tot die stroming behoren naar mijn bescheiden mening ook de remonstranten. In dat kader las ik een boek van de Engelse theoloog Theo Hobson. Hij pleit voor een vorm van gelovig humanisme en daarover schreef hij een boek met de verrassende titel: God created humanism, God schiep het humanisme. Nu vinden veel mensen de combinatie van christelijk geloof en humanisme heel apart: staan die twee juist niet tegenover elkaar? En om dan te stellen dat God het humanisme geschapen heeft, dat is wat al te kras. Hobson wil met zijn boek aantonen dat het seculiere, ongelovige humanisme geworteld is in het christendom. Het gaat hem daarbij om een paar concepten die in de bijbel tot ontwikkeling zijn gekomen en die te maken hebben met universele morele begrippen en waarden. Hobson denkt daarbij aan de profetische oproep tot sociale gerechtigheid. Die is belangrijker dan de juiste geloofskleer of de precieze uitvoering van rituelen. Hij denkt ook aan de bijbelse gedachte dat voor God alle mensen gelijk zijn, dat wij allemaal naar Gods beeld en gelijkenis geschapen zijn, en dat wij dus dezelfde rechten plichten en verantwoordelijkheden hebben. Of we nu koning zijn of hoeder van schapen. Hij denkt ook aan Jezus’ uitnodiging om je naaste lief te hebben als jezelf, ook als die naaste niet tot je eigen familie stam of volk behoort. Die uitnodiging betreft al je medemensen, waar ook ter wereld. Zoals ook de zogenoemde Gulden Regel een universele regel is die overal op aarde geldt: wat u niet wilt dat u geschiedt, doe dat ook een ander niet. Hobson adstrueert zijn betoog, en daarom noem ik hem, met het gelezen verhaal uit Matth 25. Praktisch gerichte moraliteit gaat boven zuiverheid in de cultische praktijk. Wie de hongerigen voedt en de naasten kleedt, die ontvangt goddelijke goedkeuring en niet wie zijn zoveelste offer komt brengen in de tempel. Practical morality above cultic practice. Matth 25 is inderdaad een van die cruciale hoofdstukken uit de bijbel. Het bevat de gelijkenis van de talenten en ook die van de dwaze en verstandige meisjes. Natuurlijk staat het hele verhaal, ook de gelezen passage in een context van oordeel, laatste oordeel. En onderstreept Hobson, ook dat laatste oordeel betreft iedereen, niemand uitgezonderd. Ook daarin zijn we gelijk al zal wellicht diegene met veel macht en dito verantwoordelijkheid harder geoordeeld worden dan wie van die macht en verantwoordelijkheid verstoken bleef. Nu is oordelen niet iets dat alleen in de bijbel geschiedt. Wij zelf spreken de hele dag oordelen uit. Over anderen en wellicht al dan niet expliciet ook over onszelf. We oordelen en veroordelen, soms op grond van vooroordelen. Die is goed en dat is fout, dit is mooi en dat is lelijk, jou vertrouw ik wel en jou niet. Oordeel in de bijbel betekent trouwens niet alleen negatief veroordeling, het betekent ook positiever:
de juiste ordening herstellen, oprichten wat in verdrukking kwam. Het komt erop aan de juiste onderscheidingen te maken: tussen licht en donker, tussen goed en kwaad. Oordelen moeten ethisch gekleurd zijn, ook dat laatste oordeel. Is een mens in staat om de liefde die in Jezus op aarde zichtbaar is geworden ook in zijn eigen leven gestalte te geven? Juist die ethische inkleuring maakt van Matth 25 een hoogtepunt van de bijbelse boodschap. En volgens Hobson dus ook tot fundament van het latere seculiere humanisme.
De passage is de hele middeleeuwen door uitgebeeld op kathedralen, aan de westzijde waar de gelovige de kerk binnen kwam. Wist ie gelijk waar het op aankwam in het leven. Er komt een oordeel en dat heeft te maken met de zogenoemde werken van barmhartigheid die in de tekst worden opgesomd. Remonstranten hebben altijd met een wat dubbel gevoel naar die voorstelling uit Matth 25 gekeken. Ze hadden moeite met die harde oordeelsprediking en die scherpe tegenstelling tussen gezegenden en verdoemden. Moet je ze eigenlijk wel als twee aparte groepen mensen zien of is het eerder een symbolische verbeelding van de strijd tussen goed en kwaad in ieder van ons? Tegelijk zagen remonstranten dat die voorstelling van een laatste oordeel ons leven wel ethische diepgang geeft. Het leven is niet maar een spelletje, het heeft een serieuze ondertoon waarbij je op je verantwoordelijkheid wordt aangesproken. Er is een relatie tussen jouw toekomst en wat je voor een ander kunt betekenen, in het klein of het groot. Daarbij is het natuurlijk frappant hoe in het verhaal een relatie wordt gelegd tussen Jezus en diegenen die hulp behoeven en ook hoe zij die geprezen worden zich absoluut niet laten leiden door hiernamaals angst, maar door pure medemenselijkheid. Dat verborgen gebaar van medemenselijkheid, daarom gaat het hier, zonder borstklopperij. Een gebaar dat de dorst lest van degene die naar water smacht, een gebaar dat de zieke opbeurt die verlangt naar bezoek. Dat de gevangene het gevoel geeft dat hij niet helemaal vergeten is. Gezegend wie ten behoeve van hen de handen uit de mouwen steekt. De majesteitelijke Christusfiguur die hoog op zijn troon gezeten oordeelt, blijkt juist in hen, deze minsten, deze gemarginaliseerden aanwezig. In die gevangene, hongerige, naakte hebben jullie mij Jezus gevoed, gekleed, bezocht. O ja? klinkt het oprecht verbaasd. Maar wanneer hebben wij u dan hongerig gezien en te eten gegeven, of dorstig en te drinken? Natuurlijk hebben ze geholpen, de situatie vroeg erom, aan een plaatsje in de hemel hebben ze in de verste verte niet gedacht. Ze verrichtten een werk van barmhartigheid omdat zij een interne noodzaak voelden om dat te doen. Beter nog, er werd een appel op hen gedaan en ze keken niet de andere kant op. Dat zij in hun medemens ook Jezus hielpen, zij wisten het niet. Maar wij weten het nu wel…
Zulke anonieme liefdevolle inzet voor de naaste, zo’n uiting van medemenselijkheid daar gaat het ten diepste om, ook in het geloof. Zulke trillingen van liefde worden opgevangen, weerkaatst en planten zich voort. Zij leggen een glimlach over ons bestaan. In matth 25 wordt dus een nauwe relatie gelegd tussen oordeel en wat van oudsher heet de werken van barmhartigheid. Het zijn er traditioneel zeven, maar als u goed hebt geteld waren het er in Matth 25 zes. Hongeringen voeden, dorstigen te drinken geven, vreemdelingen opnemen, naakten kleden, zieken en gevangenen bezoeken. Het zevende werk, de doden begraven, is pas door de middeleeuwse paus Innocentius toegevoegd. Zo was het heilige getal zeven gecompleteerd en ook inhoudelijk was het begraven van de doden natuurlijk een belangrijk werk in tijden van de zwarte dood, de pest.
Barmhartigheid klinkt wellicht wat ouderwets al klinkt het wat mij betreft beter dan mededogen. In ieder geval is barmhartigheid niet los van gerechtigheid verkrijgbaar, ze horen bij elkaar. Barmhartigheid, een kernwaarde van alle diaconaat, is liefde die zich vertaalt in het lenigen van nood, dichtbij en veraf. Maar als er iets structureel fout zit in de wereld waardoor steeds dezelfde mensen in de verdrukking komen, dan hoort er ook gewerkt te worden aan veranderingen in de maatschappelijke structuur. Ook dat is diaconaat. Daarbij is het goed te bedenken dat het bij de werken van barmhartigheid niet alleen gaat om het lenigen van materiële maar ook geestelijke nood. Hongerigen moeten letterlijk gevoed worden maar er is ook geestelijke nood. De vreemdeling moet letterlijk een dak boven het hoofd krijgen maar ook geestelijke bijstand ontvangen, een luisterend oor. In Matth 25 komen materiele en geestelijke werken van barmhartigheid samen. Het gaat in het diakonaat dus om lichaam en geest zoals het in het diaconaat ook niet alleen om geld gaat maar tevens om beschikbaar gestelde tijd en aandacht. De stichtingen waarvoor we het afgelopen jaar in de diaconale actie collecteerden passen hier perfect bij. Stichting MIND Us maakt zich sterk voor een geestelijk gezonder Nederland. Stichting DARE richt zich op materiële en geestelijke redding van kwetsbare kinderen in India. We horen straks meer. Tot slot. Een ruime maand geleden waren we met een groep uit onze gemeente in het Benedictijner klooster de Slangenburg bij Doetinchem. U leest er iets over in het komende kerkblad. Volgens de regel van Benedictus moet iedereen die aan de poort klopt welkom worden geheten. Het zou immers Christus zelf kunnen zijn die aan de poort klopt. Natuurlijk is de gedachte ontleend aan Matth 25 maar a.h.w. een slag gedraaid. Daar hielp je Chr zonder dat je het wist, hier help je je medemens juist omdat het Chr zou kunnen zijn. Het is samengevat in een mooi chassidisch verhaal met een diaconaal tintje: ik lees voor:…