Maria, Maria, Maria
Geschreven door Koen HoltzapffelPREEK EERSTE ADVENT 27 nov 2022, Maria, Maria, Maria.
Gelezen werd Lucas 1: 26-45, Voorganger Koen Holtzapffel
Over twee weken staat deze kerkruimte geheel in het teken van de toneelvoorstelling Maria Maria Maria. U las er over en een aantal van u heeft een kaartje gekocht om deze voorstelling op zaterdagavond of zondag bij te wonen.
Voor protestanten wellicht even wennen, al die aandacht voor Maria. Voor van huis uit katholieken, hier gelukkig ook aanwezig, is het mogelijk eerder de verzuchting: he he, eindelijk de aandacht die haar toekomt. Hoe dat verder zij, als er nu één tijd is dat er aandacht voor Maria mag zijn, dan is dat in de Adventstijd. Ook in de bijbel is dat het geval, en zeker in het gelezen Lucas-evangelie. Nergens is Maria zo in beeld als in Lucas 1. Daar vinden we de geboorteaankondiging, het bezoek en de lofzang, respectievelijk de Annunciatie, de Visitatie en het Magnificat. Op deze eerste zondag van Advent staat Lucas 1 en dus Maria centraal.
Nu is over moeders van godsdienststichters en -hervormers meestal weinig bekend. Of het nu gaat om de moeder van Mozes, van Boeddha, van Mohammed of van Jezus. Moeders van godsdienststichters spelen een belangrijke rol bij de geboorte, soms ook aan het eind van het levensverhaal, maar daartussen in hoor je er meestal weinig van. Voor veel vaders van godsdienststichters geldt dat trouwens ook. Maar Lucas 1 vormt daarop als gezegd een uitzondering. We lezen in dat eerste hoofdstuk over de oude onvruchtbare Elisabeth en haar man Zacharias. De engel Gabriel verkondigt dat zij alsnog een zoon zullen krijgen, Johannes genaamd. Daarmee wordt een bijbelse traditie voortgezet van onwaarschijnlijke zwangerschappen, te beginnen bij Sara, de vrouw van Abraham. Maar vader Zacharias gelóóft het niet en moet als straf zwijgen tot de dag van de geboorte daar is. Vervolgens verkondigt de engel ook aan het meisje Maria de komst van een zoon, het is het moment van de Annunciatie. Later in Lucas 1 beluisteren we de bekende lofzang van Maria, het revolutionaire Magnificat en horen we over de geboorte van Johannes de Doper. De geboorte van Jezus volgt dan in Lucas 2. Zelfs niet zo bijbelvaste remonstranten weten dat. Nu suggereert Lucas in dat eerste hoofdstuk dat Elizabeth en Maria verwanten zijn. Ongeveer in het midden van het eerste hoofdstuk vertelt hij hoe Maria, kort na de aankondiging van de geboorte van haar zoon, bij haar oudere nicht Elizabeth op bezoek gaat. Waarom eigenlijk vertelt Lucas zo uitgebreid over die ontmoeting tussen de beide aanstaande moeders? Wel, op het moment dat de engel aan Maria verkondigt dat zij een zoon zal krijgen, reageert ook Maria met een zekere mate van ongeloof. In ieder geval is zij oprecht verbaasd. Ik heb immers, zo Maria, nog nooit gemeenschap met een man gehad. Maar de engel antwoordt dan dat Maria geen reden meer tot twijfel zal hebben, als een andere even onwaarschijnlijk klinkende boodschap ook waar blijkt te zijn.
En die boodschap betreft dan Elisabeth, die, hoewel oud en onvruchtbaar, inmiddels zes maanden zwanger is. Maria reist onmiddellijk naar Juda af. Ze wil kennelijk snel en met eigen ogen verifiëren of Elisabeth echt zwanger is. Klopt het, dan zal dus ook Maria wel zwanger zijn. Zo zou je het bezoek van Maria aan Elisabeth een soort van zwangerschapstest kunnen noemen, uit het geboortejaar 0. Maar Lucas 1 is niet alleen een zwangerschaps- maar ook een geloofstest. Wat kun je wel en niet geloven en waarom? Daarover aanstonds meer. Eerst nog even over dat bezoek, de Visitatie. Lucas schildert het bezoek in fantasierijke kleuren. Niet voor niets werd hij later de patroonheilige van de schilders. Aanstaande moeder Maria gaat het huis van haar oudere nicht Elisabeth binnen en begroet haar. En precies op het moment dat Elisabeth Maria’s groet wil beantwoorden springt het ongeboren kind op in háár schoot. Elisabeth roept nicht Maria toe: ‘Gezegend is de vrucht van je schoot. Wie ben ik dat de moeder van mijn Heer naar me toekomt.’ De groet van Maria wordt dus beantwoord met een stevige trappel in moeders buik van de latere Johannes de Doper. Elisabeth vertaalt dat in een groet van haar ongeborene aan neefje Jezus in Maria’s buik. Een groet die gelijk aangeeft hoe de verhouding tussen de nu nog ongeborenen, tussen de latere Jezus van Nazareth en Johannes de Doper eruit zal zien. Het klinkt wat ingewikkeld, u moet het nog maar eens nalezen in Lucas 1, maar in ieder geval weet Maria nu genoeg en de lezer ook. Aan de aankondiging van de engel, de Annunciatie mag geloof worden gehecht. Maria mag de engel op zijn woord geloven, ja ze mag de belofte vertrouwen, zich eraan toe vertrouwen.
Zo licht Lucas in het eerste hoofdstuk van zijn evangelie een tipje van de sluier op. In hoofdstuk 2, het Kerstevangelie, zal hij dat nader uitwerken. Wonderen zijn de wereld niet uit. Rebelse buitenstaanders en armen van lichaam en geest krijgen een centrale plaats toebedeeld in een hoopvol nieuw begin. En geloof speelt daarbij een cruciale rol.
Toegegeven, deze thema’s speelden vast niet allemaal door Maria’s hoofd toen ze haar nicht Elizabeth bezocht. Gelijk had ze. Na de geslaagde zwangerschapstest is ze in de eerste plaats verheugd over de mooie dingen die komen gaan. Wij mogen als latere lezers van het verhaal ons evenzeer verheugen over de dingen die komen gaan en er naar verlangen.
Maar…wij mogen ons als latere lezers toch ook een moment bezinnen op de vraag van Lucas 1: wat is nu geloven en wat betekent geloof voor mij?
En precies over die vraag schrijft Willem Jan Otten, in de Adventstijd, in zijn boek Zondag morgen, Over het missen van God . Het boek werd onlangs bekroond met de titel Theologisch boek van het jaar.
Schrijver en dichter Willem Jan Otten schreef het boek in coronatijd, kerkgang was onmogelijk. Hij maakte van de nood, het missen van de mis een deugd.
Zondag aan zondag schreef hij een klein essay over de betreffende zondag uit het kerkelijk jaar. En precies op de zondag van Advent over Lucas 1 schrijft Otten dan over zijn geloof. Otten bekeerde zich op latere leeftijd tot het katholieke geloof en zijn niet-religieuze vrienden vonden dat maar vreemd. Waarom in hemelsnaam werd hij lid van een club die het toch moet hebben van dogma’s en niet van kritische vragen? Otten wil zijn vrienden duidelijk te maken dat tot geloof komen iets anders is dan verstandelijk beslissen om lid te worden van de zwemvereniging of voetbalclub. Het gebeurt aan je, het overkomt je. Dat je wordt opgenomen in een geloofsgemeenschap, dat je in gesprek gaat met de traditie. Ja maar die dogma’s dan, zo vragen Ottens vrienden. Moet je die dan niet onderschrijven, val je anders niet in handen van een soort katholieke gedachtenpolitie? Remonstranten begrijpen die vragen van Ottens vrienden wel. Want wij zijn ook niet zo van de dogma’s, laat staan van de gedachtenpolitie. Otten poogt zijn vrienden duidelijk te maken, in de lijn van Lucas 1, dat geloven iets anders is dan ergens verstandelijk mee instemmen, of zich conformeren aan wat intellectueel onbegrijpelijk is. Dogma’s, Otten spreekt liever van geloofswoorden, zijn geen wetenschappelijke conclusies uit sluitende redeneringen. Nee, het zijn eerder woorden die je zingt en met je hart beaamt. In het volle besef dat die geloofswoorden nooit anders zullen zijn dan onbeholpen en menselijke formuleringen van een ervaring.
Geloofswoorden als menselijke formuleringen van een ervaring, een gevoel. Vader Zacharias snapte dat niet, hij verbond geloof teveel met verstand. Maar aanstaande moeders Elisabeth en Maria snappen het wel. Zou het iets met die diep ingrijpende ervaring van hun zwangerschap te maken hebben? Ze beamen de aankondiging van de engel vol overgave met hun hart. ‘Laat met mij gebeuren wat u hebt gezegd.’ Zij zijn in staat het leven los te laten zoals ze het hadden doordacht en gepland, om zo het onverwachte wonder in hun leven toe te laten. Geloof is dus niet een eens en voor altijd vastgelegde set van overtuigingen die we ten koste van alle moeten verdedigen. Nee het is de ervaring van een dieptedimensie in het leven, hoop ook, verlangen en het gesprek met de traditie en met elkaar. Geloof is bijna als een zwangerschap. In ieder geval als een zaadje dat in het verborgene groeit en, soms tegen de verdrukking in, het licht aanschouwt en tot wasdom komt.
Zo dan gemeente heeft Advent alles te maken met vreugde om de aanstaande geboorte, met verlangen naar Licht, Vrede en Heelheid in een wereld vol duisternis. Maar ook met ons geloof, onze hoop en onze ervaring.
Dat je ondanks alles gedragen wordt en ten diepste gekend. Dat je je mag toevertrouwen aan iets dat onwaarschijnlijk in de oren klinkt, verstandelijk niet te beredeneren valt, en toch waarde heeft van levensbelang.
Een zwangerschap op hoge leeftijd, vrede op aarde voor alle mensen, een klein kind dat de ware koning is en niet de keizer in Rome. Hoe onwaarschijnlijk wil je het hebben? Zelfs Maria twijfelt even en zoekt in haar bezoek aan Elisabeth naar een verificatiemoment. Maar ná dat bezoek kan ze zich dan ook volledig overgeven aan een boodschap van hoop die groeit in haar schoot. Zo drukt Maria met haar leven iets uit van wat geloven betekenen kan. Ook in protestantse kerken is het alleszins de moeite waard om daar bij stil te staan.
Gemeente, helemaal tot slot. De afgelopen week bespraken we in onze orientatiecursus remonstrantse geloofsbelijdenissen. Het zijn er niet veel, dat zal u niet verrassen, maar ze zijn er, heel divers van toon en kleur. Eén vrijzinnige geloofsbelijdenis konden we vanwege de tijd niet meer bespreken, en juist die geef ik graag aan u door. Als geestelijk voedsel voor onderweg, in de tijd van Advent op weg naar het Licht van Kerst.
Geloven is niet het er op nahouden van een religie; het is het je begeven in een relatie.
….
(tekst op te vragen via kerkkantoor)