De Christus van Van Gogh, Jezus met ontferming bewogen
Geschreven door Koen HoltzapffelDienst 6 oktober 2024
Deze dienst is hier te bekijken via YouTube
Thema De Christus van Van Gogh, Jezus met ontferming bewogen
Gelezen: Mattheus 9: 35-38 Brief van Van Gogh aan Emile Bernard (zie bijlage) en het Lied Vincent van Martine Bijl (Bewerking van Starry starry night van Don Mclean)
Overdenking
Vincent van Gogh leefde van 1853-1890 en kwam zoals bekend uit een Nederlands domineesgezin. Zijn vader was Hervormd predikant in o.m. Zundert en Nuenen. Het grootste deel van zijn productieve leven bracht VG door in Fr. Hoewel hij ook zelf ooit theologie had willen studeren mislukte dat. VG werd pastoraal werker, hulpprediker, evangelist. Maar ook daarin kwam hij niet echt tot zijn recht. Zijn echte roeping bleek te liggen in de schilderkunst. Razend productief maakte hij in tien jaar meer dan 2000 werken, waaronder ongeveer 800 olieverfschilderijen. VG ontwikkelde een geheel eigen stijl met uitdagende grove penseelstreken en uitbundige kleuren. ‘Hoe lelijker, ouder, boosaardiger, zieker, armer ik word, des te meer wil ik me wreken door schitterende, goed geschakeerde en stralende kleuren te maken.’ Kleuren waarmee hij niet alleen de natuur maar juist ook zijn eigen gevoelens weergaf. Van Gogh wordt beschouwd als een van de grondleggers van de moderne schilderkunst. De musea waar zijn schilderijen hangen, in NL natuurlijk vooral in het KrollerMuller op de Veluwe en in het VanGogh in Adam, zijn een soort internationale bedevaartsoorden geworden. Het blijft pijnlijk dat Van Goghs doeken nu voor miljoenen van de hand gaan, maar tijdens zijn leven nauwelijks werden verkocht. Pas tegen het eind van dat korte en moeizame leven begon de waardering te komen. Dankzij een toelage van broer Theo, in Parijs werkzaam als kunsthandelaar, kon VG toch blijven schilderen. Hij stierf als bekend op 37 jarige leeftijd aan de verwondingen van een suicidepoging. Zijn leven werd getekend door een afwisselend patroon van manie en depressie. Zelf noemde hij dat opwinding en sloomheid. In een staat van opwinding moest hij schilderen, tot hij er bij neerviel. Dat mede vanuit een diepe overtuiging dat hij een roeping had: om mensen in hun ellende troost te bieden met zijn kleuren.
Gemeente, Ik heb vroeger wel eens gepreekt over de Godsopvatting van Van Gogh, ook over zijn beroemde parabelschilderij De Zaaier. Het ruim 50 jarig bestaan van het VanGoghmuseum, dat we ook met een groepje uit de gemeente bezochten, vind ik een mooie aanleiding om het deze keer over de Christus van VG te hebben, Jezus met ontferming bewogen.
Daartoe las ik ook uit een van zijn beroemde brieven, een waarin hij zich uitspreekt over Jezus. In Van Goghs geloofsopvattingen is gedurende zijn leven zeker een ontwikkeling aan te wijzen. Opgegroeid in een gematigd godsdienstig milieu, ging het voor VG in het geloof steeds minder om een leer maar om het leven zelf. God werd voor hem steeds meer quelque chose la-haut, iets daarboven. En Jezus, die had zijn boodschap niet in dogma’s vervat, nee hij had zijn boodschap op voorbeeldige wijze voorgeleefd gedurende zijn leven. Het ging Jezus, en ook VG, om mens en menselijkheid, medemenselijkheid, waarbij de menselijke ervaring en de heiliging van het leven centraal stonden. Met het instituut kerk had VG steeds minder op en van de kerkelijke verdeeldheid moest hij niets hebben. Maar de geest van het evangelie, de boodschap van Jezus, die vriend van tollenaars en zondaars, die is VG steeds blijven boeien en inspireren. En die geest, die kon en kun je overal en nergens ontdekken, zowel binnen als buiten de kerkmuren. Een geest van liefde noemde hij dat, een geest van nederigheid, mededogen, zelfopoffering. Het is goed daarbij te beseffen dat VG in Parijs, in Londen en in de Borinage in contact was gekomen met de arme kant van de wereld, met grote sociale en maatschappelijke noden. In zijn artistieke werk drukt zich een groot medeleven met die wereld uit. Hij was er zelf ook regelmatig deel van. Van de zelfkant van de maatschappij, een wereld van drank en geldzorgen, prostitutie, ziekte, snelle veroudering en ongezond voedsel. Maar juist in die wereld voelde VG zich thuis en het was ook de wereld waarvoor Jezus niet wegliep. Integendeel, zie de gelezen bijbelpassage, in die wereld wilde Jezus present zijn, door medelijden overmand, met innerlijke ontferming bewogen. Datzelfde medelijden, die innerlijke ontferming beweegt VG. Wanneer hij al schilderend, brieven schrijvend, levend, troost en licht wil brengen in een donkere wereld. Met compassie schildert hij de schare die aan de onderkant van de samenleving maar moet zien te overleven, in bittere armoe, zonder netwerk. De buitenstaanders zijn het, de deplorables, en VG voelt er verwantschap mee. Hij hoort er vaak ook zelf bij. Buitenstaander is hij, al kent hij dan gelukkig wel een vangnet, bijv in de persoon van broer Theo.
Maar die donkere wereld kent een eigen schoonheid en die poogt VG te vangen in zijn kunst. Over Parijs schrijft hij vanuit dat perspectief:
De Notre Dame is prachtig mooi in de herfst, s avonds tussen de kastanjebomen. Maar er is iets in Parijs dat nog mooier is dan herfst en kerken, mooier of beter indrukwekkender, en dat zijn de armen daar.
En zo tekent hij een oude weesman, aardappeleters, mensen in het donker, al dan niet gekneusd en afgetobd. Hen ziet VG en juist in hen herkent hij Jezus. Je denkt even aan Matth 25, waar Jezus zich identificeert met de hongerige en dorstige, de naakte en de vreemdeling. Maar Heer wanneer hebben wij u hongerig gezien en te eten gegeven, dorstig en te drinken, wanneer hebben we u als vreemdeling gezien en opgenomen, naakt en gekleed? Waarop jezus antwoordt: alles wat jullie gedaan hebben voor een van de onaanzienlijksten van mijn broeders of zusters, dat hebben jullie voor mij gedaan.
Gemeente, waar ik vandaag niet erg bij stilsta, maar wat wel goed is om te weten, dat is dat VG ook zeer bezig was met het afbeelden, met het vangen in een afbeelding van de Christusfiguur. Hij boog zich daarbij tevens kritisch over hoe anderen Jezus hadden afgebeeld. Het klinkt door in de gelezen brief. Op zijn kamer hing een afbeelding van Christus Consolator, Trooster, van de Nederlandse 19e eeuwse schilder Ary Scheffer. VG was gecharmeerd van Rembrandt, van Delacroix en van de zaaier van Millet die voor VG alles van doen had met de figuur van Jezus. Waar het bij die afbeeldingen van Jezus voor VG steeds om draaide was de vraag: lukt het de kunstenaar om Jezus zowel in zijn vreemdheid als in zijn vertrouwdheid af te beelden. Wordt in de gewone mens Jezus, jongeling, werkman, zaaier, evangelist, wordt juist in dat gewone ook het goddelijke zichtbaar? Jezus was voluit mens onder de mensen, maar tegelijk openbaarde zich in die mens iets goddelijks, volgens VG ‘een persoonlijkheid zo vol medelijden, liefde, goedheid, ernst, dat men er tot op de dag van vandaag door getrokken wordt.’
Zie dat maar eens in een beeld te vangen, zie dat maar op het witte doek uit te beelden. Dan moet je wel een echte kunstenaar, een ware artiest zijn.
En dat brengt me bij het laatste thema. VG had een eigen, typerende uitdrukking voor Jezus. Jezus is de trooster, de mee-lijdende, maar hij is ook kunstenaar, artiest. Zoals geloof en theologie met dicht-en schilderkunst verbonden zijn, met muziek, zo is Jezus verbonden met het kunstenaarschap. In hem openbaart zich een originele scheppingskracht, een gedreven geheel eigen verbinding van bestaand en nieuw, van heilig en profaan, van hemel en aarde en die kracht kun je volgens VG het best aanduiden met het woord artiest. Jezus is iemand die zijn talent, zijn begaafdheid benut om met behulp van kunst in het openbaar uiting te geven aan wat hem ten diepste beweegt. Artiest Jezus koos heel bewust voor het kunstenaarschap om zo het goddelijke dat in hem woonde tot uitdrukking te brengen. Hij koos daarbij niet voor het maken van standbeelden, schilderijen of het schrijven van dikke dogmatische boekwerken, nee hij koos ervoor midden in het leven te staan, het leven met zijn medemensen te leven en in dat leven zijn geloof, zijn praktische levenswijsheid tot uiting te brengen. En zo mensen levend te maken. I.h.b. deed hij dat in zijn naar het leven getekende en uit het leven voortkomende gelijkenissen. Bij uitstek in die gelijkenissen toonde Jezus zijn van Godswege geinspireerde scheppingskracht. Daarom ook waren die gelijkenissen voor Van Gogh zelf een eindeloze bron van inspiratie. Talloze malen heeft hij gezwoegd op de parabel van de zaaier om die in de kern te vatten en naar het leven uit te beelden. Jezus als artiest, het is misschien even wennen. Maar voor VG vormde dat de kern van Jezus’ leven op aarde. En dat kunstenaarschap bracht hem naar de rand van de maatschappij, het buitenstaandersperspectief, en tegelijk plaatste het hem er middenin.
Als artiest zag VG natuurlijk ook zichzelf. En ook hem plaatste het kunstenaar zijn aan de rand van de samenleving en tegelijk er middenin. In het lied Vincent, dat we niet uit Nicky’s mond horen zingen maar dat ik wel voorlees, klinkt dat buitenstaander zijn door. Maar ook de identificatie van Jezus en Vincent. In het lied lijkt Vincent zelf een soort Christusfiguur geworden. Wat jij had te geven nam niemand aan. Een man als jij kan in een wereld vol van onbegrip onmogelijk bestaan. In het lied slaan die zinnen op VG, maar zou van Jezus niet precies hetzelfde gezegd kunnen worden…. Zo blijft de Christusfiguur van VG ons tot nadenken stemmen, en kan Jezus zelf ook voor ons, net als voor VG, een bron van inspiratie zijn. Ik lees voor …….
Uit: brief van Vincent van Gogh aan kunstschilder Emile Bernard (brief nr 632 dinsdag 26 juni 1888)
‘Maar de troost van die zo droef stemmende Bijbel, die onze wanhoop en verontwaardiging wekt – kwetst ons diep, wij die zeer verontwaardigd zijn door haar bekrompenheid en aanstekelijke dwaasheid – de troost die zij bevat als een pit in een harde schil, bitter vruchtvlees – dat is Christus. De figuur van Christus – zoals ik hem aanvoel – is alleen door Delacroix en Rembrandt geschilderd, en verder heeft Millet de leer van Christus geschilderd. Om de rest moet ik een beetje glimlachen – de rest van de religieuze schilderkunst – vanuit religieus oogpunt, niet uit het oogpunt van de schilderkunst. … Christus, alleen hij, van alle filosofen, magiërs etc heeft het eeuwige leven, de oneindigheid van de tijd, de nietigheid van de dood tot de belangrijkste zekerheid bestempeld. De noodzaak en het bestaansrecht van sereniteit en toewijding. Heeft sereen geleefd, als kunstenaar groter dan alle andere kunstenaars – marmer en klei en verf versmadend – werkend in levend vlees. Dwz, deze buitengewone kunstenaar, die met het botte instrument van onze moderne, nerveuze en afgestompte hersenen nauwelijks te bevatten is, maakte standbeelden noch schilderijen noch zelfs boeken… hij zegt het onomwonden, hij maakte levende mensen, onsterfelijken.
Dat is ernstig, vooral omdat het de waarheid is. Deze grote kunstenaar maakte evenmin boeken, de christelijke literatuur in haar geheel zou ongetwijfeld zijn woede opwekken, en daarin zijn maar heel weinig literaire produkten die, naast het evangelie van Lucas, de brieven van Paulus – zo eenvoudig in hun harde en krijgslustige vorm – genade kunnen vinden. Deze grote kunstenaar – Christus – had, hoewel hij zich niet verwaardigde om boeken te schrijven over ideeën (gevoelens) – zeker heel wat minder minachting voor het gesproken woord – vooral voor de parabel. (Wat een zaaier, wat een oogst, wat een vijgeboom etc).
En wie zou durven beweren dat hij loog op de dag dat hij, toen hij met verachting de verwoesting van de Romeinse bouwwerken voorspelde, sprak: ‘hemel en aarde zullen voorbijgaan, maar mijn woorden zullen geenszins voorbijgaan.’
Die gesproken woorden, die hij zich als een verkwistend heer niet eens verwaardigde op te schrijven, vormen een van de hoogtepunten, het hoogtepunt van wat in de kunst is bereikt, die daarin tot scheppende kracht wordt, pure scheppingskracht.
Deze gedachten, waarde vriend Bernard, voeren ons ver – heel ver – en verheffen ons boven de kunst zelf. Zij gunnen ons een blik op de kunst van het leven scheppen – de kunst onsterfelijk te zijn – levend te zijn .
Houden zij verband met de schilderknst? De patroon van de schilders – de heilige Lucas – arts, schilder, evangelist, die als symbool helaas niet meer heeft dan een os – hij is er om ons hoop te geven.’