2 augustus 2024

Grenzen aan de verdraagzaamheid

Geschreven door Tjaard Barnard

Tijdens mijn vakantie in Drenthe kwam ik toevallig in de monumentale, hervormde kerk van Ruinen. Een dag later realiseerde ik me opeens dat daar een voormalig remonstrants predikant ooit voorganger was geweest. Aanleiding om nog eens wat na te denken over deze bijzondere predikant.



Remonstranten zijn vaak trots op hun vrijzinnigheid. Het beginsel van vrijheid en verdraagzaamheid wordt vaak aangehaald. We citeren graag de woorden:

Eenheid in het nodige
Vrijheid in het onzekere
In alles de liefde


Interessant wordt het natuurlijk pas als je durft te benoemen wat het nodige is of waar de grenzen van de verdraagzaamheid liggen. Vaak zijn we vooral verdraagzaam ten opzichte van mensen die het met ons eens zijn.
Rond 1900 werd de remonstrantse verdraagzaamheid van twee kanten op de proef gesteld. (Zie voor meer informatie mijn proefschrift Van ´verstoten kind´ tot vrijzinnige kerk. De Remonstrantse Broederschap tussen 1850 en 1940, online beschikbaar, in het bijzonder pp. 166-183)
Twee jonge predikanten spraken zich uit op een manier die niet verwacht werd. Dr. Antonie Hendrik Haentjens (1876-1968) leek opeens orthodox geworden te zijn en sprak met Pasen 1905 op de kansel van de remonstrantse kerk te Haarlem de klassieke woorden uit: ´de Heer is waarlijk opgestaan´. Hij kwam ermee in problemen. Ik ga daar nu verder niet op in.
Aan de andere kant van het spectrum stond de zeer vrijzinnige predikant ds. Leonard Nicolaas de Jong (1869-1937). Hij was predikant in de kleine remonstrantse gemeente in Oude Wetering. Het kon hem niet consequent vrijzinnig genoeg. Hij haalde de Vrije Gemeente links in. Allerlei kerkelijke vormen moesten worden afgeschaft. Als de Remonstrantse Broederschap eerlijk was, deed ze aan die kerkelijke vormen en inhoud niet meer mee.
Juist deze kritiek van zeer vrijzinnige kant kwam bij het establishment hard aan. Men vond de jonge dominee een warhoofd en men deed zijn best hem te verwijderen. Dat lukte ook. Hij stapte uiteindelijk op als predikant in Oude Wetering. Daarna werd hij voorganger bij de NPB in Utrecht en vervolgens beroepen bij de Hervormde Gemeente in Ruinen.
Daar kwam ik hem weer tegen tijdens mijn vakantie in Drenthe. Althans: zijn graf ligt nog netjes verzorgd op de begraafplaats van Ruinen.


Bij het onderzoek voor mijn proefschrift was ik hem uitgebreid tegengekomen. Een wat bijzondere, principiële man, die met zijn tante woonde in de pastorie van de Remonstrantse Gemeente in Oude Wetering waar hij predikant was geworden. Hij was leerling van de moderne theoloog Cornelis Petrus Tiele (1830-1902) onder wiens aanvoering de Remonstrantse Broederschap in de jaren zeventig van de negentiende eeuw voor de vrijzinnigheid had gekozen. Het had de Broederschap geen windeieren gelegd. In vijftig jaar tijd was zij vijf keer zo groot geworden. Tiele koos een soort middenkoers tussen het opkomende atheïsme en het orthodoxe christendom. Tiele, die vanaf 1873 hoogleraar van het Remonstrants Seminarium was, positioneerde de Remonstrantse Broederschap als een redelijk alternatief voor de denkende, gelovige mens. Te vrijzinnig was niet goed. Te orthodox ook niet. En Tiele kon fel uithalen naar predikanten die te ver verwijderd waren van zijn kijk op de koers van het kerkgenootschap. Tiele was geen gemakkelijk mens. Daarbij was hij ijdel en kon hij moeilijk kritiek verdragen. Dat De Jong zonder schroom hem op het gebied van de vrijzinnigheid de maat nam, zal hem niet licht gevallen zijn. De Leidse Universiteitsbibliotheek bevat een uitgebreide collectie van brieven aan Tiele. (De andere helft, een kopie van de brieven die hij verstuurde, is niet bewaard gebleven.) De collectie lijkt zeer compleet te zijn. Maar Tiele bewaarde de brieven van De Jong niet…


De Jong is voor mij een moeilijk grijpbaar persoon gebleven (en dat is hij nog steeds). Zijn critici hadden gelijk: een echt helder theoloog was hij niet. Ook uit zijn proefschrift werd mij niet echt duidelijk waar hij voor stond. Maar of hij zo scherp behandeld had moeten worden, dat is ook de vraag.

Over zijn persoonlijke leven is weinig bekend. Na zijn predikantschap ging hij in Haarlem wonen. Hij werd daar gesteund door de plaatselijke predikant B. Tideman. (Tideman lag ook slecht bij de hogere legerleiding van het kerkgenootschap. Hij was de zoon van prof.dr. J. Tideman, de voorganger van Tiele als hoogleraar aan het Seminarium. De carrière van Tideman de. was door het optreden van Tiele vrij abrupt beëindigd.) Daar trouwde hij met Cathariné Scholten. Later komen we hem weer tegen als voorganger van de afdeling van de Nederlandse Protestantenbond in Utrecht. In 1918 overleed zijn vrouw. Ik vind geen bewijzen dat er kinderen voortgekomen zijn uit dit huwelijk. Ook niet dat een tweede huwelijk gevolgd is. In 1920 werd hij beroepen door de Hervormde Gemeente in Ruinen. Daar bleef hij predikant tot zijn overlijden in 1937. Het enige wat ik vooralsnog in de bronnen tegengekomen ben, is dat hij daar bij het avondmaal om hygiënische redenen kleine bekertjes heeft ingevoerd. Verder heb ik vooralsnog weinig sporen kunnen traceren.

Er is nog slechts één ding dat wel het vermelden waard is. De Jong was probleemcomponist. Een vermakelijke term, gezien het gedrag dat door sommigen in de Broederschap als probleemzoekend beschouwd werd. Maar nee, het gaat hier om iets anders. Hij componeerde schaakproblemen: mat in twee zetten. En dat schijnt hij op bijzondere wijze gedaan te hebben. De enige levensbeschrijving die ik heb kunnen vinden, komt uit die kringen: M. Niermeijer, Dr. L.N. de Jong (1869-1937) (Serie Probleemcomponisten: 1), Eindhoven 1941.


Peinzend bij het graf bedacht ik me dat ik wel meer zou willen weten over deze bijzondere collega. Tegelijkertijd besefte ik ook, dat er waarschijnlijk niet veel meer sporen te vinden zijn.

Gerelateerd