21 oktober 2020

Dirk de Wachter en de Zaaier

Geschreven door Koen Holtzapffel

We leven nog steeds in coronatijd. Hoe die tijd zich achteraf laat typeren weten we nog niet. Daarvoor zitten we er nog veel te veel middenin. Of het achteraf een tijd van blijvende verandering is gebleken? Van achter ons laten van verkeerde gewoontes en meer oog krijgen voor het milieu? De tijd zal het leren. Voorlopig zitten we weer in een halve lockdown. Met alle vragen van dien, onzekerheden, angsten, economische ellende en gevoelens van leegte en zinloosheid. Die gevoelens van leegte en zinloosheid zijn natuurlijk niet voorbehouden aan coronatijden. De populaire Belgische psychiater Dirk de Wachter, vorig jaar sprak hij nog in Arminius, typeerde eerder de tijd waarin we leven reeds als een tijd van onzekerheid en leegte. Hij noemde het Borderline-tijd, Borderline-times.

Een containerbegrip, dat te maken heeft met grote maatschappelijke omwentelingen als individualisering en secularisering. Het individu kwam centraal te staan, los van de groep. Met zijn maakbare succes en geluk. God werd naar huis gestuurd en geestelijke waarden legden het af tegen materiële. Zo typeert De Wachter Borderline-times, inclusief de aan de psychiatrie ontleende begrippen als verlatingsangst, instabiele relaties en identiteitsstoornissen. Je bent tenslotte psychiater of niet.

Maar bij die Borderline-times horen dus ook gevoelens van zinloosheid en leegte, net als in Corona-times. Waar doe ik het allemaal voor, hoe kan ik nu een goed, een zinvol leven leven, welke bijdrage lever ik nog aan het geheel?  De Wachter probeert ook iets tegenover die gevoelens te stellen. Perspectief te geven. En dat is de moeite waard voor een geloofsgemeenschap die permanent de vraag stelt naar zin en doel van het leven en daarbij de door de traditie aangereikte antwoorden betrekt.

Ik haal een paar punten naar voren. In de eerste plaats benadrukt De Wachter het belang van verhalen. Hij noemt als voorbeeld de verhalen rond de mythische spin Anansi uit West-Afrika. Die verhalen over Anansi worden van generatie op generatie doorverteld, in steeds nieuwe bewoordingen. Elke cultuur heeft zijn eigen Anansi en we moeten weer de tijd nemen om elkaar die verhalen te vertellen en ze te verbinden met ons persoonlijk levensverhaal. En juist die verhálen uit de bibliotheek van het verleden helpen ons om niet alleen gefixeerd te zijn op ons eigen ik maar op een groter geheel, een bezield verband waarvan we met anderen deel uitmaken. Met een woord van de Joodse filosoof Levinas: Het gaat niet om de grote greep of het omvattende systeem, maar om het wonder van de kleine goedheid die wij elkaar kunnen aanreiken omdat we verantwoordelijk zijn voor elkaar.   Ik citeer De Wachter:  ‘Als we zin willen terugvinden, moeten we beseffen dat het niet iets is wat we individueel dragen. Zin is integendeel een gemeenschapsgebeuren. Zin moet gedragen worden door een cultuur en een traditie om overeind te blijven, houvast te hebben en duurzaam te zijn. … Zin heeft met verankering en verbondenheid te maken. Zingeving is met andere woorden een fundamenteel sociaal gebeuren.’

Ik dank De Wachter en met zijn woorden in gedachte ga ik nu het gesprek aan met de parabel van de Zaaier zoals gelezen in Marcus 4: 1-9. Van De Wachter naar de Zaaier dus. We worden opgeroepen onze eigen Anansi’s niet te verwaarlozen en inderdaad, we hebben een enorme verhaaltraditie waarvan de Zaaier deel uitmaakt. Wat reikt dat verhaal ons in coronatijden nu aan zin en betekenis aan?

De gelijkenis roept het beeld op van een zaaier die opgaat in zijn arbeid. Op zichzelf niets bijzonders. Maar als je er even bij stil staat is het wel iets bijzonders. Duizenden jaren al, sinds de agrarische revolutie, gaat over de hele wereld de boer, de landman, de zaaier uit om te zaaien. Toen en nu. In dat beeld alleen al zit iets van eeuwigheidswaarde. De zaaier doet wat zijn hand te doen vindt, of het nu oorlog is of vrede, tropisch warm of bitterkoud, of het nu borderline- of coronatijd is. Hij blijft op zijn post zoals velen op hun post blijven en doen wat hun hand te doen vindt. Zorghelden, vakkenvullers, postbodes, bakkers noem maar op. De een draagt dit bij, de ander dat, de een veel en de ander weinig. En al lijkt zo’n zaaier nogal individualistisch bezig, het is alles deel van een groter geheel en daarin betekenisvol. Ondanks alles gaat het leven door. Voortgaande arbeid in gewone- en crisistijden geeft moed en zelfs enig vertrouwen in de toekomst. Perspectief.

In de gelijkenis strooit de zaaier zaad uit. Een deel valt op onvruchtbare bodem en levert niets op. Zoals ook onze arbeid lang niet altijd oplevert wat we ervan verwachten. Maar is alles wat we doen dan onvruchtbaar? Of verwachten we soms teveel en kijken we niet goed hoe onze inspanning, onze creativiteit wel vrucht draagt? Al is het dan niet altijd in honderdvoud. We moeten inderdaad niet te individualistisch denken, maar vanuit het grotere geheel. En… natuurlijk is er toeval in het spel. Je weet niet precies welk zaad waar belandt, wat de wind met het zaad doet, welk zaad de goede vrucht draagt. Je laat het zaad letterlijk uit handen vallen en moet het overgeven…   In de gelijkenis gaat het eigenlijk om een vraag die we ons allemaal wel eens stellen: hoe staat het met de verhouding tussen kosten en baten in ons leven, investering en rendement? Levert al onze inspanning wel iets op? Het is sowieso maar de vraag of je het leven in die termen moet beoordelen. Is het niet óók een geschenk dat in zich goed is? Los van de specifieke opbrengst? Maar nog afgezien daarvan, die zaaier zaait zijn zaad voor het begin van de regentijd. Als er op de akkers nog distels en verdorde zomerplanten staan. Vervolgens wordt dag in dag uit, in weer en wind, schade berokkend aan het uitgestrooide zaad. Door vogels, stenen, zomerhitte, doornen. Als dat maar goed afloopt. En toch, ondanks alle schijnbare mislukking, is er uiteindelijk oogst: dertig zestig honderdvoud. Hoe dat kan? Dat is het wonder, dat is die kleine goedheid van de schepping.

Onverwacht breken op een dag de kleine puntjes van de halmen door de stenige aardkorst heen. Zo gaat dat als men zaait. Zeker, verliezen zijn er, er is tegenslag en verdriet. Maar geen zaaier zou kunnen zaaien, geen mens zou kunnen leven, als hij niet ook blijft geloven dat er eens iets te oogsten zal zijn. Ik denk aan de regels uit het gedicht De Ploeger van Adriaan Roland Holst: Ik zal de halmen niet meer zien/Noch binden ooit de volle schoven,/Maar doe mij in den oogst geloven/Waarvoor ik dien –

De oogst is een zaak van lange adem die om een houding vraagt van zelfrelativering, overgave en vertrouwen. Niet alles hangt gelukkig van ons doen en laten af. Zelfs niet in borderline of coronatijd. Stukwerk is ons pogen en zelfs van ogenschijnlijke mislukkingen kan ons leven rijker worden en groeien.

Tot slot. In de gelijkenis roept de zaaier zeker het beeld op van de mens met zijn trouwe arbeid, zijn falen en succes.  Maar er is natuurlijk ook een verband tussen het werk van de zaaier en het werk dat Jezus verricht, Jezus die de parabel aan zijn leerlingen vertelt.

Als er nu iemand is die van zijn arbeid niet alleen de góede vruchten plukt dan is het Jezus wel. Hosanna en kruisigt hem. Enthousiasme en teleurstelling. Agressieve tegenwerking zelfs. Maar ondanks alles houdt hij vertrouwen in de nu nog verborgen komst van Gods koninkrijk. Maar doe mij in den oogst geloven/Waarvoor ik dien

En waarom zou je het beeld van de zaaier niet ook op God mogen betrekken? God zaait in ons het zaad van zijn liefde, het goede, het verlangen naar vrede en gerechtigheid. Maar ook God moet maar afwachten of en hoe dat zaad vervolgens in ons groeit. Of het werkelijk vrucht draagt. Tegelijk weet God als geen ander dat stukwerk ons pogen is. Met een milde glimlach ziet God ons ploeteren. Zelfs wat in onze ogen mislukt of zinloos lijkt heeft in het grotere geheel van zijn liefde betekenis.

De Wachter roept ons heel terecht op om onze verhaaltraditie niet te verwaarlozen. Juist in die verhalen is tegengif te vinden tegen gevoelens van zin- en doelloosheid. Ook in coronatijd.

Aan ons als geloofsgemeenschap de taak, die verhalen dan ook te blijven vertellen en te verbinden met ons eigen levensverhaal. Of dat nu met dertig of zestig of honderd man in de kerkruimte mag. Het kan ook thuis. Als we maar blijven vertrouwen dat het door God ook in ons uitgestrooide zaad op heel diverse en verrassende wijze vrucht zal dragen. Als we, ook in Borderline- en corona-times maar blijven geloven in de oogst.

 

Bijbeltekst Marcus 4: 1-9

Weer ging Jezus naar het meer om de mensen te onderwijzen; er kwam een enorme menigte om hem heen staan. Daarom ging hij in de boot op het meer zitten, terwijl de menigte op de oever bleef staan. Hij onderwees hen uitvoerig en sprak hen toe in gelijkenissen. Hij zei: Luister, iemand ging eens naar zijn land om te zaaien. Tijdens het zaaien vielen een deel van het zaad op de weg, en de vogels kwamen en aten het op. Een ander deel viel op rotsachtige grond, waar maar weinig aarde was, en het schoot meteen op omdat het niet diep in de grond kon doordringen; en toen de zon opkwam verschroeide het jonge groen, en omdat het geen wortel had droogde het uit. Weer ander zaad viel tussen de distels, en de distels schoten op en verstikten het en het bracht geen vrucht voort. Maar er waren ook zaadjes die in goede grond vielen en wel vrucht voortbrachten: ze schoten op en groeiden en droegen vrucht. Sommige leverden het dertigvoudige op, andere het zestigvoudige en weer andere het honderdvoudige. En Jezus zei: wie oren heeft om te horen moet goed luisteren.

Gerelateerd