7 februari 2019

De bezieling van Joke en Henri de Bijll Nachenius-Sterkenburg

Geschreven door Tjaard Barnard

In de rubriek ‘Mijn bezieling’ laten we gemeenteleden aan het woord over hun geloof. Wat drijft hen, waar vinden ze hun inspiratie? En hoe doe je dat eigenlijk, geloven in het dagelijks leven? Waar loop je tegen aan en waar verlang je naar? En in de kerk, wat vind je daar? In deze aflevering Joke en Henri de Bijll Nachenius-Sterkenburg, steunpilaren van de Gemeente.

Tot hun schrik bemerken Joke (79) en Henri (81) dat zij tot de oudste gemeenteleden zijn gaan behoren.

Joke: Ik bezoek nog een paar mensen en zorg nog eens in de zes weken voor de bloemen in de kerk. Meer dan 40 jaar was ik contactlid. Ik zat in Fabryken (de commissie die over het gebouw ging, toen het nog niet was overgedragen aan Arminius, TB) en in de Kerkenraad. Ik heb geschreven over de geschiedenis van ons kerkgebouw en het vorige kerkgebouw aan de Vissersdijk. Een paar jaar zat ik in het bestuur van de Uytenbogaert Stichting, die de schilderijen beheert. Het is goed om het nu aan anderen over te dragen. Het bevalt goed, nu alleen als consument in de kerk te zitten. We zijn er bijna elke week.

Henri, lachend: Ik heb er de eerste helft nu wel opzitten. Ik zat ook in de Kerkenraad en later ook nog in de Juristencommissie van de landelijke Broederschap. Daar kon ik meehelpen, zodat een uit Rotterdam gestolen penning met schilderijtje een mooie plaats kreeg in het Rijksmuseum.

Joke: De zondagmorgen is voor mij heel belangrijk. Ik beleef het als een godsdienstoefening. Heel letterlijk, een oefening in de godsdienst. Het houdt mij scherp. Een goede preek geeft me verdieping. Maar zelf iets doen, daar gaat het vooral om in het geloof.

Henri: Mijn moeder zei ‘Vertrouw op God en doe zelf ook wat’.

Voor Henri zijn de elementen van de zegen – behoeden, genade en vrede – essentieel voor zijn geloof. Toen hij in 1956 werd aangenomen kreeg hij van ds. Van Royen een bijzondere tekst van Calvijn mee:

Het komt er niet op aan hoe de mens zich God voorstelt,

Maar hoe hij zich vóór God stelt.

Wij leren God kennen door Hem te dienen.

De hemel zegt Henri niet veel. Hier op aarde moet je wat doen.

Toen ze 50 jaar getrouwd waren, is onder leiding van Koen Holtzapffel een dankdienst gehouden. Alle vrienden kwamen en velen waren onder de indruk. A Toi la gloire werd gezongen, net als toen ze jong waren tijdens openluchtdiensten in de Valaisaanse bergen en net als bij hun trouwdienst.

Henri: De Gemeente is een stuk kleiner geworden, maar de mensen die komen, zijn veel meer betrokken. Over 100 jaar (of eigenlijk 400) moet de Gemeente nog steeds bestaan als plek waar in vrijheid en verdraagzaamheid het geloof beleden kan worden.

Joke: De beginselverklaring is daarbij wezenlijk. Niet alleen maar goed doen voor mensen. Dan worden we humanisten. Niets mis mee, maar Remonstranten staan voor meer.

Of er nog iets is, wat veranderd moet worden in de Gemeente? Ja, een kleine verandering, bevestigen zij beiden. Bij de aanvang van de dienst zingen we als gemeente het antwoordlied in de wij-vorm. Waarom zingen we het lied na de zegen (Gezang 479 vers 4) niet ook in het meervoud, het geldt toch de hele gemeente?

Laat dan ons hart u toebehoren

En laat ons door de wereld gaan …

Gerelateerd